Bij hypotheekadvies denken consumenten in eerste instantie vooral aan het rondkrijgen en vormgeven van de hypotheek. Een belangrijk onderdeel van hypotheekadvies is ook het inzicht krijgen in mogelijke risico’s die bepaalde gebeurtenissen in je leven kunnen hebben op je financiële situatie. Het betekent niet altijd dat je er ook voor moet of kunt verzekeren, maar je moet wel de gevolgen kennen.
De belangrijkste vier zijn:
Twee weken geleden besteedden we aandacht aan het risico van overlijden. Deze week is de beurt aan het risico van ziekte en arbeidsongeschiktheid.
Bij de meeste van onze klanten zien we dat het onderwerp ziekte en arbeidsongeschiktheid niet erg leeft. Het risico van overlijden begrijpt iedereen en ook dat het in de meeste gevallen verstandig is om je daarvoor te verzekeren. Maar de kans om arbeidsongeschikt te worden gedurende de 30-jarige looptijd van een hypotheek, is ruim tweemaal zo groot dan de kans op overlijden.
De kans dat een 30-jarige gedurende de looptijd van de hypotheek in de WIA terecht komt is 9%, terwijl de kans dat hij overlijdt binnen 30 jaar is ‘slechts’ 4% (geldt voor een niet-roker).
Een reactie van veel klanten is: ‘dat overkomt mij niet; ik word niet arbeidsongeschikt’. Maar dat dachten waarschijnlijk heel wat van de ruim 810.000 mensen in Nederland die op dit moment een arbeidsongeschiktheidsuitkering van het UWV krijgen. Afgelopen jaar kwamen er ongeveer 57.000 nieuwe uitkeringen bij en werden 58.000 uitkeringen beëindigd.
Ziek en arbeidsongeschikt kun je op verschillende manieren worden en dat heeft soms een oorzaak in het soort werk wat je doet, maar ook heel vaak niet. Wat dacht je bijvoorbeeld van Corona. We zagen het afgelopen jaar een oversterfte, maar er is een veel grotere groep die ziek is geworden. Sommige van hen konden tijdelijk niet werken, maar anderen hebben chronische klachten door deze ziekte en het is nog afwachten hoe lang ze daar nog de effecten van gaan merken.
Een werknemer krijgt zijn loon doorbetaald in de eerste twee ziektejaren. In de meeste gevallen het eerste jaar 100% en het tweede jaar 70%. Is een werknemer na twee jaar nog steeds ziek, dan wordt hij/zij gekeurd door het UWV. Die kan drie uitkomsten hebben:
In alle drie de situaties kan er sprake is van een behoorlijke inkomensachteruitgang.
Een zzp’er/ondernemer ondervindt de gevolgen van ziek zijn nog veel eerder dan een werknemer. Ziek zijn betekent minder of niet kunnen werken, en dat betekent meteen lagere of geen inkomsten.
Hoewel de kans op arbeidsongeschiktheid dus best aanwezig is en de gevolgen voor het inkomen behoorlijk kunnen zijn, zien we dat dit veel minder vaak verzekerd wordt dan het risico van overlijden. Dit heeft meerdere redenen:
- soms loopt er al een behoorlijke verzekering via de werkgever;
- soms kan een inkomensachteruitgang (gedeeltelijk) opgevangen worden doordat de partner meer kan gaan werken;
- er is een goede spaarbuffer, waarmee in ieder geval tijdelijk de inkomensachteruitgang opgevangen kan worden.
Je financieel adviseur zal in ieder geval voor je inzichtelijk maken wat de financiële gevolgen zijn voor de betaalbaarheid van je hypotheek als je arbeidsongeschikt wordt. Kijk dan ook eens goed hoeveel het kost om een deel van je woonlasten te verzekeren. Dat blijkt zeker voor een woonlastenverzekering meestal heel erg mee te vallen. Een 30-jarige betaalt voor een 10-jarige woonlastenverzekering met als dekking een maandelijkse uitkering van € 800,-, nog geen € 10,- per maand. Hoe uitgebreider je wensen, hoe hoger de premie wordt.
Hoeveel een verzekering tegen arbeidsongeschiktheid kost, hangt af van een aantal elementen waarover je financieel adviseur je kan adviseren, zoals:
Schrijf je nu in voor de nieuwsbrief en blijf op de hoogte van het laatste (rente)nieuws.
Minister Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid maakte bekend dat de nieuwe pensioenwet niet per 1 januari 2022 ingevoerd kan worden, maar pas per 1 januari 2023. Het streven blijft om per 1 januari 2026 de overstap te maken naar het nieuwe pensioenstelsel. Maar doordat de wetgeving later gerealiseerd zal zijn, bestaat de kans dat daarmee ook de overstap naar het nieuwe stelsel met een jaar vertraagd wordt. Want pensioenfondsen moeten nadat de wetgeving officieel bekend is, nog veel werk verrichten. Bijvoorbeeld om de systemen in te richten en de overdracht van het oude naar het nieuwe pensioenstelsel voor alle pensioendeelnemers uit te voeren.
De vertraging kan eventueel tot gevolg hebben dat de kans groter wordt dat de komende jaren de pensioenen bij sommige pensioenfondsen gekort moeten worden als de minimale dekkingsgraad niet wordt gehaald.
Wat het nieuwe pensioenstelsel precies voor invloed heeft op je eigen pensioen valt op dit moment nog niet te zeggen. Wel is duidelijk dat de hoogte van het toekomstige pensioen onzekerder gaat worden, omdat het meer met de marktontwikkelingen mee gaat bewegen.
Dat het pensioeninkomen uit je werkgeverspensioen onzekerder wordt, betekent niet dat je helemaal lijdzaam hoeft af te wachten hoeveel geld je te besteden hebt als je met pensioen gaat. Je kunt namelijk zelf meerdere zaken doen om ruimer te kunnen leven als je met pensioen gaat:
Zelfs als je pensioeninkomen iets lager uitvalt, heb je dankzij lagere vaste maandlasten waarschijnlijk nog hetzelfde of zelfs meer te besteden. Een huis is dus een prima pensioenvoorziening.
Een voorbeeld:
Huishouden 1 | Huishouden 2 | |
Netto pensioeninkomen (AOW + aanvullend pensioen) | € 1.900 | € 1.700 |
Netto hypotheeklast | € 500 | € 0 |
Besteedbaar inkomen (wat blijft er maandelijks over) | € 1.400 | € 1.700 |
Áls consumenten al naar hun pensioensituatie kijken, dan kijken ze vaak alleen naar het pensioeninkomen. Maar ze zouden ook naar de uitgaven moeten kijken. Want als de uitgaven lager zijn, dan ziet de pensioensituatie er misschien opeens wel veel beter uit, omdat ze meer te besteden hebben.
Sinds 2013 moeten huizenkopers kiezen voor een hypotheek die maandelijks aflost en aan het eind van de looptijd volledig is afgelost. Anders is de hypotheekrente niet aftrekbaar. Gevolg is dat eigenlijk veel nieuw afgesloten hypotheek een annuïteiten- of lineaire hypotheek zijn. De overheid heeft op die manier een extra ‘verplichte pensioenvoorziening’ gecreëerd voor veelal jonge huizenbezitters.
Overigens zien we steeds vaker dat doorstromers, en zelfs ook starters, voor een aflossingsvrij deel kiezen bij het kopen van een woning. Het voordeel is dat ze daardoor nu hele lage maandlasten hebben, ondanks dat de hypotheekrente niet aftrekbaar is (tenzij het om een hypotheek gaat die al voor 1-1-2013 is afgesloten). Je zou er ook voor kunnen kiezen om wel maandelijks af te lossen.
Aflossen staat namelijk gelijk aan sparen; je vermogen wordt daarmee groter. En je pensioensituatie wordt beter, omdat je in de toekomst geen of een lagere hypotheek hebt.
Heb je een bestaande aflossingsvrije hypotheek dan kun je als pensioenvoorziening ervoor kiezen om hier extra op af te lossen op het moment dat je spaargeld overhoudt (houdt wel een goede spaarbuffer aan) of door de aflossingsvrije hypotheek om te zetten in een annuïteiten- of lineaire hypotheek.
Je kunt via een lijfrente geld sparen of beleggen voor je pensioen. Onder bepaalde voorwaarden zijn de uitgaven voor een lijfrente aftrekbaar voor de inkomstenbelasting. Op deze wijze bouw je naast je AOW en het werkgeverspensioen ook nog zelf een extra stukje pensioen op. Als je de pensioengerechtigde leeftijd bereikt, heb je hopelijk een mooi kapitaal opgebouwd, waarvan je een maandelijkse lijfrente aan kunt kopen. Daar moet je overigens wel inkomstenbelasting over betalen, maar mogelijk dan wel in een lagere belastingschijf.
Daarnaast kun je zelf sparen of beleggen voor later. Bijvoorbeeld door periodiek geld te beleggen in een beleggingsfonds die aansluit bij je risicoprofiel. Kom je boven het vrijstellingsbedrag uit, dan moet je wel vermogensrendementsheffing betalen.
Veel huizenbezitters hebben de afgelopen jaren veel overwaarde opgebouwd. Deels omdat hun hypotheek kleiner is geworden, maar vooral door de grote prijsstijgingen in de afgelopen jaren. Het is natuurlijk geen garantie dat de huizenprijzen altijd op dit hoge niveau blijven of zelfs nog verder stijgen, maar als je op pensioendatum nog steeds een ruime overwaarde hebt, dan kun je die mogelijk te gelde maken.
De meest makkelijke manier is verhuizen naar een huurwoning of naar een goedkopere koopwoning. Je krijgt dan de overwaarde of een deel daarvan in één keer beschikbaar.
Verhuis je niet, dan kun je mogelijk een tweede hypotheek nemen of een opeethypotheek om je pensioeninkomen aan te vullen.
Schrijf je nu in voor de nieuwsbrief en blijf op de hoogte van het laatste (rente)nieuws.
Bij hypotheekadvies denken consumenten in eerste instantie toch vooral aan het rondkrijgen en vormgeven van de hypotheek: keuze geldverstrekker, looptijd, rentevaste periode, hypotheekvorm en de fiscale aspecten die er bij komen kijken. Een belangrijk onderdeel van hypotheekadvies is ook het inzicht hebben in mogelijke risico’s die bepaalde gebeurtenissen in je leven kunnen hebben op je financiële situatie. Het betekent niet altijd dat je er ook voor moet of kunt verzekeren, maar je moet wel de gevolgen kennen.
De belangrijkste vier zijn:
De coronacrisis heeft ervoor gezorgd dat de risico’s op bovenstaande vier gebeurtenissen groter zijn geworden. De komende weken zullen we aandacht besteden aan deze verschillende risico’s en we starten deze week met het risico op overlijden.
Een aantal jaar geleden werd het afsluiten van een overlijdensrisicoverzekering nog door veel geldverstrekkers verplicht gesteld. In ieder geval voor het deel van de hypotheek dat groter was dan 80% van de waarde van de woning. Die verplichting is enkele jaren geleden afgeschaft. Onder meer om te voorkomen dat consumenten met een slechte gezondheidssituatie, die moeilijk aan een overlijdensrisicoverzekering konden komen, geen hypotheek af kunnen sluiten.
Toch is het raadzaam als er een partner en/of kinderen zijn, om een overlijdensrisicoverzekering af te sluiten. Door het overlijden van jezelf of je partner valt een inkomen weg, die niet of slechts beperkt wordt opgevangen door een nabestaandenpensioen.
Hoe hoog de overlijdensdekking moet zijn, hangt af van je persoonlijke situatie en wensen. Een belangrijke vraag is: wil je ervoor zorgen dat de hypotheek bij overlijden van jou of je partner betaalbaar is met het overblijvende inkomen en wil je dat er meer financiële ruimte ontstaat? Bijvoorbeeld omdat je minder wilt werken als je partner overlijdt en de kinderen nog jong zijn.
Je hypotheek- en persoonlijke situatie kunnen in de loop van de tijd veranderen, waardoor het ook aan te raden is om periodiek te kijken of een afgesloten overlijdensrisicoverzekering nog aansluit bij die gewijzigde omstandigheden. Denk bijvoorbeeld aan de hoogte van je hypotheekschuld, die bijvoorbeeld gedaald is door extra aflossingen of als je gezinssituatie wijzigt. Zelfs als je persoonlijke situatie niet gewijzigd is, kan het goed zijn om je overlijdensrisicoverzekering eens onder de loep te laten nemen, omdat de premies van deze verzekeringen de afgelopen twee decennia in prijs zijn gedaald.
Let erop dat, wanneer je een nieuwe overlijdensrisicoverzekering wilt afsluiten, je eerst geaccepteerd bent voor de nieuwe verzekering voordat je de oude beëindigd of opzegt. Want als blijkt dat je ten gevolge van medische redenen, je huidige leeftijd of andere persoonlijke omstandigheden, een hogere premie voorgeschoteld krijgt, dat je dan nog altijd kunt besluiten om de huidige verzekering door te laten lopen.
Verzekeren tegen overlijden is eigenlijk heel goedkoop. Een stel van twee 30-jarigen niet-rokers betaalt bij de meeste verzekeraars ongeveer € 10,- per maand voor een annuïtair dalende overlijdensrisicoverzekering met een verzekerd bedrag van € 250.000,-.
De kans op overlijden gedurende de veelal 30-jarige looptijd is relatief klein. Bij een 30- jarige is die kans 4%. Hoe ouder je bent, en ook als je een roker bent, hoe groter de kans op overlijden. Daarom is de premie voor een roker bijna twee keer zo hoog dan voor een niet-roker.
Een stel van twee 50-jarigen niet-rokers betalen voor een annuïtair dalend verzekerd bedrag van € 250.000,- al snel tussen de € 60,- en € 80,- per maand. De kans dat zij overlijden binnen de duur van 30 jaar is dan ook een stuk groter dan bij jongeren. En hoe ouder, hoe hoger de premie. Ook voor 50-plussers geldt dat de premie meer dan verdubbeld als ze roker zijn.
Als 50-plusser moet je er rekening mee houden dat er een maximum leeftijd geldt tot waar de verzekering mag lopen. Bij de meeste verzekeraars ligt die tussen de 70 en 80 jaar. Je moet je sowieso afvragen tot welke datum je de verzekering wilt laten lopen. Want hoe korter de looptijd, hoe lager uiteraard ook de premie wordt. Zo kun je er bijvoorbeeld rekening mee houden dat jij of je partner van de pensioenleeftijd van 66 of 67 jaar een AOW en nabestaandenpensioen krijgt. Een kortere looptijd kan een paar tientjes per maand schelen.
Een ander verschil tussen 50-plussers en dertigers is dat hun hypotheek- en persoonlijke situatie vaak behoorlijk verschillen. Kinderen van 50-plussers zijn bijvoorbeeld al het huis uit of behoeven geen kinderopvang meer. 50-plussers hebben vaak ook al een veel groter deel van hun hypotheek afgelost, waardoor er vaak een kleinere dekking nodig is, dan voor een dertiger.
Dat naarmate iemand ouder wordt er vaak geen overlijdensrisicoverzekering meer is , komt ook tot uitdrukking in cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Het vermogen van achterblijvende partners na het overlijden van hun partner, stijgt veelal als het overlijden plaatsvindt voor de AOW-leeftijd; terwijl dit juist daalt bij een overlijden na de AOW-leeftijd.
Dankzij de uitkering van een overlijdensrisicoverzekering wordt de hypotheekschuld deels of volledig afgelost, waardoor het vermogen stijgt. Bij partners tot AOW-leeftijd steeg het mediane vermogen van bijna € 93.000,- naar bijna € 140.000,- à € 145.000,-. Daarbij is de stijging van het vermogen voor mannen met € 140.000,- net iets kleiner dan voor vrouwen.
Boven de AOW-leeftijd daalt het mediane vermogen juist van ruim € 152.000,- naar € 137.000,- voor mannen en € 124.000,- voor vrouwen. De daling van het vermogen schrijft het CBS toe aan het betalen van erfbelasting en doordat er vaak geen overlijdensrisicoverzekering meer is.
Corona heeft ons weer bewuster gemaakt van de kans op overlijden. Al hebben we ook gezien dat de meeste overlijdens plaats vonden in de hogere leeftijdscategorieën. Kijken we in de leeftijdscategorie 25 tot 80 jaar, dan meldt het RIVM de volgende sterftecijfers per leeftijdscategorie als gevolg van COVID-19:
Schrijf je nu in voor de nieuwsbrief en blijf op de hoogte van het laatste (rente)nieuws.
Per 1 januari 2001 werd ingevoerd dat de hypotheekrenteaftrek maximaal 30 jaar is. Dat betekent dat voor huishoudens die op 1 januari 2001 al een hypotheek hadden, zij voor dat deel van de hypotheek vanaf nu nog slechts 10 jaar hypotheekrenteaftrek hebben. Wat betekent dat en moet je daar actie op ondernemen?
Voor veel huishoudens zal het nog niet zo heel makkelijk zijn om de gevolgen van de maximale duur van de hypotheekrenteaftrek even op een rij te zetten. Dat is wel het geval als je al minstens twintig jaar in dezelfde woning woont en je geen tussentijdse wijziging hebt gedaan aan je hypotheek. Maar voor de meeste huishoudens gaat dat niet op. Die hebben al één of meerdere verhuizingen achter de rug en regelmatig zal ook één of meerdere relaties in de tussentijd gesneuveld zijn.
Je financieel adviseur kan je helpen met op een rij te zetten, hoe lang je nog hypotheekrenteaftrek hebt voor de verschillende hypotheekdelen.
Bij een (bank-)spaarhypotheek, annuïteitenhypotheek of lineaire hypotheek los je in beginsel na 30 jaar de hypotheek af en vormt de maximale duur van de hypotheekrenteaftrek geen probleem. Dat kan anders zijn als je tussentijds wijzigingen hebt gedaan in je hypotheek, bijvoorbeeld als je bij verhuizing voor je bestaande hypotheek weer voor 30 jaar hebt gekozen. Verder speelt het met name bij de aflossingsvrije hypotheek. Volgens cijfers van de AFM heeft driekwart van de huishoudens met een hypotheek een volledige of deels aflossingsvrije hypotheek.
Heb je in 2031 de maximale duur van fiscale aftrek voor (een deel van) je hypotheek opgebruikt, dan gaan je netto hypotheeklasten omhoog. Je mist dan 37,1% aftrek op de rente. (Ook voor hogere inkomens wordt de renteaftrek afgebouwd naar maximaal 37,1%)
Laten we dit eens concreet maken voor iemand met een aflossingsvrije hypotheek van
€ 200.000,- en een rente van 3%. Die betaalt een bruto maandlast van € 500,-. Stel de aftrek is nu 37,1%, dan is de netto rentelast € 314,50. Op 1-1-2031 vindt dan dus een forse stijging van de netto maandlast plaats naar € 500,-.
Als het einde van de hypotheekrenteaftrek ook nog eens samenvalt met een lager pensioeninkomen dan kan dit impact hebben op de betaalbaarheid van de hypotheeklasten. Zorg er daarom voor dat je nu al inzicht krijgt in de ontwikkeling van je netto hypotheekmaandlasten als gevolg van het bereiken van de pensioenleeftijd en het aflopen van de hypotheekrenteaftrek. Dan kun je indien nodig nu nog maatregelen nemen.
Het einde van de hypotheekrenteaftrek heeft echter niet alleen gevolgen voor je maandlast vanaf 1 januari 2031, maar heeft nú ook al invloed op hoeveel je maximaal kunt lenen, mocht je een andere hypotheek willen afsluiten (bijvoorbeeld omdat je een ander huis wilt kopen).
Nationale Hypotheek Garantie (NHG) houdt vanaf 1 juli rekening met het einde van de hypotheekrenteaftrek bij de bepaling van de hoogte van de maximale hypotheek. Ook steeds meer geldverstrekkers doen dit voor hypotheken zonder NHG. Dit kan dus leiden tot een lager te lenen bedrag.
Het einde van de hypotheekrenteaftrek zal in een aantal gevallen dicht in de buurt liggen van het bereiken van de pensioenleeftijd. Ook met een lager pensioeninkomen moet rekening gehouden worden bij de maximaal berekening, als dit pensioen binnen 10 jaar wordt bereikt. Dit kan dus zorgen voor een dubbel drukkend effect op de maximaal haalbare hypotheek.
Schrijf je nu in voor de nieuwsbrief en blijf op de hoogte van het laatste (rente)nieuws.