De woningmarkt is het belangrijkste verkiezingsthema. Logisch, want er is een groot tekort aan woningen. Daarom willen politieke partijen de woningbouw versnellen. Tegelijkertijd stellen sommige partijen voor om de hypotheekrenteaftrek stap voor stap af te bouwen. Het is afwachten wat een nieuw kabinet uiteindelijk besluit.
Maar voor een grote groep huiseigenaren vervalt de renteaftrek sowieso ineens in 2031. Dat geldt voor de hele hypotheek of een deel ervan. Hoe zit dat precies, en wie krijgt hiermee te maken?
Je mag maximaal 30 jaar hypotheekrente aftrekken
De politiek probeert al jaren de hypotheekrenteaftrek te beperken. Tussen 2014 en 2023 ging het maximale aftrekpercentage omlaag van 52% naar zo’n 37,5%. Maar al in 2001 kwam er een andere maatregel. Sindsdien geldt: je mag maximaal 30 jaar hypotheekrente aftrekken.
De 30-jaarstermijn raakt vooral aflossingsvrije hypotheken
Wie merken niets van de 30-jaargrens?
Sinds 1 januari 2013 krijg je alleen renteaftrek als je je hypotheek binnen 30 jaar aflost. Daarom kiezen de meeste mensen voor een annuïteiten- of lineaire hypotheek. Je lost dan elke maand een deel af, zodat de hypotheek na 30 jaar is afgelost. Je betaalt dan geen rente meer, en merkt dus niets van de 30-jaarsgrens. Koop je later een duurdere woning? Dan mag je voor het extra geleende bedrag weer een annuïteiten- of lineaire hypotheek afsluiten. Voor dat deel geldt opnieuw een renteaftrek van 30 jaar.
Heb je een spaar- of bankspaarhypotheek? Dan krijg je na 30 jaar een uitkering waarmee je de hypotheek in één keer aflost.
Sluit je nu een aflossingsvrije hypotheek af? Dan is de rente sowieso niet meer aftrekbaar.
Wie krijgt wel te maken met de 30-jaars termijn?
Had je vóór 2013 al een hypotheek? Dan is die vaak (deels) aflossingsvrij. Voor zulke hypotheken geldt meestal nog renteaftrek, dankzij een overgangsregeling. Maar die aftrek stopt wel na 30 jaar.
Sloot je bijvoorbeeld in 2010 een aflossingsvrije hypotheek af? Dan stopt de renteaftrek in 2040. Is je hypotheek van vóór 1 januari 2001? Dan begon de 30-jaarstermijn op 1 januari 2001, en eindigt de aftrek dus op 1 januari 2031.
Hoe ouder je bent, hoe eerder je vaak je eerste hypotheek afsloot. Daardoor stopt de renteaftrek ook eerder. Voor een grote groep mensen is dat dus 2031.
De 30-jaarstermijn is lastig voor de Belastingdienst én voor jou
Toen de overheid in 2001 de 30-jaarstermijn invoerde, dacht men dat de hypotheekrenteaftrek vóór 2031 zou verdwijnen. Daarom begon de Belastingdienst pas in 2013 met het bijhouden van hypotheekgegevens. Alles daarvoor ontbreekt in de systemen.
Dat betekent dat jij als huiseigenaar zélf moet aangeven wanneer je recht op renteaftrek stopt. Maar dat is lastig, want de meeste mensen bewaren hun hypotheekgegevens maar een paar jaar, niet 30. En zeker als je verhuisd bent, of samenwoont met een andere partner, wordt het nog ingewikkelder.
Had je vóór 2001 al een hypotheek, en is er sindsdien veel veranderd? Dan is het bijna niet meer te achterhalen wanneer de 30-jaarstermijn precies afloopt.
Dat zorgt soms voor oneerlijke situaties. Iemand die alles netjes bijhoudt en op tijd doorgeeft wanneer de rente niet meer aftrekbaar is, kan slechter uit zijn dan iemand die dat – vaak onbedoeld – niet precies weet.
Een oplossing is het schrappen van de 30-jaarstermijn
De overheid wil voorkomen dat er vanaf 2031 problemen ontstaan bij de Belastingdienst. Een mogelijke oplossing is om de 30-jaarstermijn voor hypotheekrenteaftrek helemaal te schrappen.
Dat is alleen geen goedkope maatregel. Tussen 2031 en 2042 kost het de overheid naar schatting zo’n € 1 miljard per jaar. Bovendien profiteren vooral oudere huiseigenaren ervan. Zij maken vaak al jaren gebruik van renteaftrek, én kregen ook nog een overgangsregeling vanaf 2013.
Daarom ligt dit voorstel politiek gevoelig. Het voorstel is misschien wel haalbaar als een nieuw kabinet de renteaftrek tegelijk verder afbouwt.